Tien vragen aan…2

In deze nieuwe rubriek in Klasse! komen de leden van de commissie Welzijn aan het woord. Voor ons als lezer de kans om deze leden die ook over het Onderwijs gaan beter te leren kennen. Wat houdt hen bezig, wat beroert hen?
Deze keer is onze gast Jeanette van der Woude.

1. Wie is Jeanette van der Woude?
Ik ben 42 jaar geleden geboren in Groningen, alwaar ik ook ben opgegroeid.15 jaar geleden naar Hoogezand verhuisd in verband met de toenmalige werkzaamheden van mijn man Jaap, die als leerkracht aan de Lichtbron werd benoemd.
Samen hebben we 2 kinderen: Iris van 16 jaar oud en Dennis van 13 jaar.
Ik werk zelf al 25 jaar met dementerende ouderen in verschillende settings.
2. Voor welke partij zit u in de commissie Welzijn en waarom?
Ik ben lid van en zit namens de ChristenUnie in de commissie Welzijn, omdat ik een praktisch ingesteld Christen ben.
Ik geef graag in de praktijk handen en voeten aan het “heb je naaste lief”.
De doelgroepen van Jezus zijn ook herkenbaar binnen ons politieke werk.
Wij denken in ons beleid zoveel mogelijk aan alle inwoners, maar zijn daarbij extra gericht op mensen die in onze maatschappij minder makkelijk mee kunnen komen of er zelfs aan dreigen onder te gaan.
Ik heb daarom ook moeite met de opmerking van Jan Brouwer alsof zijn partij daar alleen in uitblinkt. Ook ons partij programma staat vol met het creëren van gelijke kansen voor iedereen.
3. Hoe lang zit u al in de commissie Welzijn?
Vroeger was ik al actief binnen de jeugdbeweging van het GPV. Later heb ik deel uitgemaakt van het bestuur zowel op locaal als provinciaal niveau.
Ik ben nu met mijn 2e raadsperiode als fractievertegenwoordiger bezig, dus inclusief inwerkperiode ben ik nu al zo'n 7 jaar politiek actief binnen HS.
4. Welke raakvlakken heeft u met het onderwijs?
Ik kom uit een onderwijsfamilie.
Mijn man Jaap is directeur van het Praktijkonderwijs in Groningen, mijn broer is leraar, jeugdboekenschrijver en schrijver van onderwijsmethoden, mijn schoonvader was leraar, mijn schoonzus is lerares en mijn dochter van 16 jaar denkt er ook over om naar de Pabo te gaan.
5. Hoe houdt U zich op de hoogte over het functioneren van het onderwijs?
Ik blijf voornamelijk op de hoogte door het bijwonen van themabijeenkomsten, het afleggen van werkbezoeken en persoonlijke overleggen. Ook blijf ik bij door het lezen van Nota’s en onderwijsbladen, zoals o.a. Klasse!
6. Stel minister Bos van Financiën stelt 10 miljoen euro beschikbaar voor het onderwijs.
Waar zou U dit aan uitgeven?
1. Ik zou dit uitgeven aan het verbeteren/onderhouden van de schoolgebouwen voor het bijzonder onderwijs. Deze gebouwen verkeren m.i. in een deplorabele toestand en een prettige leer- en werkomgeving is van invloed op de leerprestaties van de leerlingen. De OO scholen hebben al veel aanpassingen gehad. Nu nog het BO.
2.Verder uitnodigende schoolpleinen voor alle scholen die tevens een speelplek voor de wijk zou kunnen zijn.
3.Ook zou ik een deel van het geld besteden aan de scholing van leerkrachten, om te blijven investeren in dit mooie beroep.
4.Leerkrachten mogen van mij ook nog wel een extraatje hebben, als blijk van waardering voor hun vak.
7. Vindt U dat erop dit moment te weinig geld aan bovengenoemde terreinen wordt
besteed?
Ik ben geschrokken van commissieleden van andere partijen in de discussie over de BO gebouwen. Vandaar dat ik daar voor zou willen reserveren. Regeren is immers vooruitzien. de in de vorige vraag genoemde zaken hebben mijn prioriteit.
8. Wat moet er veranderen in het onderwijs volgens U?
Vakinhoudelijk moet je het bij het werkveld laten. Wie ben ik om hierover te oordelen? Vanuit mijn politieke idealen zou ik graag meer samenwerking zien tussen scholen en politiek. Wij moeten soms achteraf repareren terwijl je tijdens het onderwijs al aandacht kunt hebben voor bv omgaan met geld (minimabeleid) vandalisme en je talenten gebruiken (schoolverlaters). Voorts moet er meer in schoolpleinen worden geïnvesteerd. Het buitenspelen moet meer gestimuleerd worden.(BOR) Ook vind ik dat kinderen er meer op uit moeten, de natuur in, voor de biologielessen bijvoorbeeld. (Gorechtpark: doepark)
9. Het bijzonder onderwijs profiteert onevenredig van de middelen van het openbaar onderwijs.(Stelling Jan Brouwer)
In Nederland is vrijheid van stichting, richting en inrichting. Dit geld ook voor scholen. Daarmee is de gemeente c.q. het Rijk ook verantwoordelijk. Dat betekent dat gelden die voor het openbaar onderwijs bestemd zijn ook na ratio naar het bijzonder onderwijs gaan. Dus het bijzonder onderwijs profiteert niet van het openbaar onderwijs zoals de stelling suggereert. Profiteert houdt nl. in dat het ten koste van gaat en daar is geen sprake van. Ieder krijgt naar zijn recht. Het openbaar en bijzonder onderwijs kunnen juist gebruik maken van, de kennis en kunde van elkaar binnen de gemeentelijke samenwerkingsoverlegvormen die er zijn. Ook doet het openbaar onderwijs zijn voordeel met samenwerken als het aankomt op bv. aanschaf van meubilair (massakorting) en investeren in ICT projecten. Je moet elkaar dus niet zien als concurrenten, maar juist de krachten bundelen op terreinen waar je elkaar kunt versterken. Verantwoordelijkheid van beide kanten om in elkaar te investeren.
10. Wie wordt de volgende gast in Klasse?
Dat wordt Sivert Dieters van Roodgewoon.
Welke vraag heeft voor hem?
Wij als ChristenUnie zijn groot voorstander van de Brede School. We vinden het belangrijk dat rondom de school een goed netwerk is opgebouwd van instanties die professioneel kunnen inspringen op problematiek die buiten het primaire onderwijsproces vallen.
Mijn vraag aan Sivert is dan ook: Roodgewoon laat zich vaak niet positief uit over de Brede School. Wat zijn hun bezwaren?

Tot slot merkt Jeanette van der Woude dat ze het een positief, prettig gesprek vond. De lezers leren op deze wijze de leden van de commissie welzijn kennen.