Een ontroerende brief
zaterdag 04 maart 2006 09:07
Een kwetsbare kant van de monarchie is dat persoon en ambt zeer nauw met elkaar zijn verbonden. Voor een onberispelijke uitoefening van het ambt, gewenst om redenen van staatsbelang, geldt dan ook als voorwaarde een onberispelijk persoonlijk gedrag. Mede daarom is het ambt van staatshoofd bijna onmenselijk zwaar. Tegenstanders van de monarchie beschikken daarom vaak over een grote kennis van alle menselijke zwakheden en uitglijers, de zgn. chronique scandaleuse, van leden van de koninklijke familie in heden en verleden.In de twintigste-eeuwse geschiedenis van ons Koningshuis heeft vooral de zaak-Hofmans velen gefascineerd. Greet Hofmans was een gebedsgenezeres, die grote invloed kreeg op Koningin Juliana. Dat leidde tot zeer ernstige conflictueuze situaties met de dreiging van een echtscheiding en een constitutionele crisis. De historicus Cees Fasseur, bekend van zijn biografie van Koningin Wilhelmina, zal over enkele jaren de laatste tipjes van de sluier, die nog altijd om deze affaire hangt, oplichten. Hij is in opdracht van Koningin Beatrix zelf bezig met een monografie over het zgn. Hofconflict en heeft exclusief toegang gekregen tot het Koninklijk Huisarchief.
In dat archief bevindt zich ook het tot op heden zeer geheim gebleven rapport dat drie vooraanstaande politici, de commissie-Beel, in 1956 over de huiselijke problemen op Soestdijk uitbrachten. Dat rapport leidde vervolgens tot een breuk met Juliana, die kennelijk weinig gecharmeerd was van de inhoud. Over die breuk kwam na het overlijden van prins Bernhard nieuw archiefmateriaal in de openbaarheid. Tot dat materiaal behoorde een brief die een van de leden van het driemanschap, de voormalige minister-president van antirevolutionairen huize Sjoerd Gerbrandy, op strikt persoonlijke gronden 'van christen tot christen' aan de koningin schreef. Deze brief is onlangs gepubliceerd in het boek van Hans Daalder, Drees en Soestdijk - De zaak Hofmans en andere crises 1948-1958, blz. 149-150.
Brief Gerbrandy
Zelden heb ik een getuigenis onder ogen gekregen dat zo christelijk bewogen van toon, zo sterk van overtuiging en zo betrokken is als deze brief. Om deze reden geef ik - met erkenning dat zo'n lang citaat in een column enigszins ongewoon is - het relevante gedeelte van die brief in extenso door. Men leze het met aandacht en zorgvuldigheid!
Gerbrandy schreef aan Koningin Juliana: ,,U hebt ook als Koningin het recht van elke Nederlander Uw eigen overtuiging, ook religieus, te tonen. Tegenover Ministers, het volk, Uw vrienden, zijt U daarin vrij. Althans binnen constitutionele perken en bedenkend dat U regeert over een volk dat in grote meerderheid de Christus belijdt.
Maar niet vrij staat U daarin tegenover Uw God en Vader in de Hemel.
Mejuffrouw Hofmans, de heer Kaiser, de heer Van Heeckeren en anderen, die zich rond eerstgenoemde scharen, menen dat door deze vrouw hun contact met God zelf is gelegd. Maar dat is niet waar. Daarom zijn de figuren uit de kring van Mejuffrouw Hofmans - hoe bewust zij handelen, weet ik niet - Uw vrienden niet meer, maar Uw belagers. De weg Hofmans is de weg van God af, de weg van vernieling. Als U om U heen ziet, dan kunt U, door Uw schepper toch met een scherp verstand begiftigd, dat zo maar zien: alle harmonie, die U voor Uw geluk en de vervulling van Uw hoge taak nodig hebt, wordt stuk voor stuk bedreigd en verbroken. Het is mij een bitterheid des geestes te ontdekken, hoe groot de zuigkracht is van deze destructieve macht. Een destructieve macht is niet uit God. Maar het is wel een macht! Hebt U ooit gemerkt dat genoemde mensen U liefhebben? Christus gaf zijn leven voor U.
De weg tot God is open, doordat Hij het is, die voor ons wil pleiten bij Zijn en onze Vader. God zelf wil U persoonlijk wijsheid geven zonder tussenkomst van enig ander mens. Wie dat van Hem gelooft zal Zijn hulp ervaren. Dat geloof kan alleen het evangelie U leren. Het is mij een behoefte, bij het scheiden onzer wegen, als mijn diepste verlangen uit te spreken, dat ten bate van Uw gezin, ten bate van Uw volk, maar allereerst ten bate van U zelf, onze Vader Uw hart heenleide naar onzen Heer Jezus, die U alles wil geven wat u nodig hebt.
Majesteit, breng, in Christelijk geloof, het offer voor Uw volk niet ten halve maar geheel!''
Vrijmoedigheid
Wat allereerst opvalt, is de christelijke vrijmoedigheid waarmee Gerbrandy schrijft. Natuurlijk, de toon is respectvol tegenover persoon en ambt van Juliana, maar inhoudelijk laat hij er geen enkel misverstand over bestaan dat de persoon van een staatshoofd niet boven Gods Wet staat. Wat treft is het openlijke vermaan, zoals dat in de christelijke gemeente in vrijheid en vrijmoedigheid geoorloofd is tot heil van de zondaar en tot opbouw.
Vervolgens valt op, en ik vind dat weldadig, dat Gerbrandy aan Juliana Christus voor ogen stelt. Christus is onze toegang tot God en het is alleen in die weg dat een mens wijsheid verkrijgt en dus niet via de bemiddeling van een gebedsgenezeres. Mensen die beweren dat via Greet Hofmans contact met God kan worden gelegd - zo ver was Juliana kennelijk al heen! - zijn leugenaars. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar zijn uitroep 'Maar dat is niet waar' komt natuurlijk op hetzelfde neer.
Pastoraal
Ten slotte verdient aandacht de pastorale invalshoek die Gerbrandy kiest om Juliana, die misschien niet meer ontvankelijk was voor de meest principiële bezwaren, met haar neus op de haar omringende werkelijkheid te drukken. Dat was een werkelijkheid van liefdeloosheid. Juliana had het domein van de slang, van de destructie bereikt. En hij probeert haar dat duidelijk te maken door erop te wijzen dat met Hofmans alle harmonie in haar leven is bedreigd en verbroken. Hier horen we een echo van het woord van Paulus in Romeinen 13:10 'De liefde berokkent uw naaste geen kwaad'.
Het is niet 'met bitterheid des geestes', maar daarentegen met een diep christelijk en politiek respect dat ik voor deze ontroerende brief aandacht vraag.
Eimert van Middelkoop is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en schrijft op deze plaats maandelijks een column
In dat archief bevindt zich ook het tot op heden zeer geheim gebleven rapport dat drie vooraanstaande politici, de commissie-Beel, in 1956 over de huiselijke problemen op Soestdijk uitbrachten. Dat rapport leidde vervolgens tot een breuk met Juliana, die kennelijk weinig gecharmeerd was van de inhoud. Over die breuk kwam na het overlijden van prins Bernhard nieuw archiefmateriaal in de openbaarheid. Tot dat materiaal behoorde een brief die een van de leden van het driemanschap, de voormalige minister-president van antirevolutionairen huize Sjoerd Gerbrandy, op strikt persoonlijke gronden 'van christen tot christen' aan de koningin schreef. Deze brief is onlangs gepubliceerd in het boek van Hans Daalder, Drees en Soestdijk - De zaak Hofmans en andere crises 1948-1958, blz. 149-150.
Brief Gerbrandy
Zelden heb ik een getuigenis onder ogen gekregen dat zo christelijk bewogen van toon, zo sterk van overtuiging en zo betrokken is als deze brief. Om deze reden geef ik - met erkenning dat zo'n lang citaat in een column enigszins ongewoon is - het relevante gedeelte van die brief in extenso door. Men leze het met aandacht en zorgvuldigheid!
Gerbrandy schreef aan Koningin Juliana: ,,U hebt ook als Koningin het recht van elke Nederlander Uw eigen overtuiging, ook religieus, te tonen. Tegenover Ministers, het volk, Uw vrienden, zijt U daarin vrij. Althans binnen constitutionele perken en bedenkend dat U regeert over een volk dat in grote meerderheid de Christus belijdt.
Maar niet vrij staat U daarin tegenover Uw God en Vader in de Hemel.
Mejuffrouw Hofmans, de heer Kaiser, de heer Van Heeckeren en anderen, die zich rond eerstgenoemde scharen, menen dat door deze vrouw hun contact met God zelf is gelegd. Maar dat is niet waar. Daarom zijn de figuren uit de kring van Mejuffrouw Hofmans - hoe bewust zij handelen, weet ik niet - Uw vrienden niet meer, maar Uw belagers. De weg Hofmans is de weg van God af, de weg van vernieling. Als U om U heen ziet, dan kunt U, door Uw schepper toch met een scherp verstand begiftigd, dat zo maar zien: alle harmonie, die U voor Uw geluk en de vervulling van Uw hoge taak nodig hebt, wordt stuk voor stuk bedreigd en verbroken. Het is mij een bitterheid des geestes te ontdekken, hoe groot de zuigkracht is van deze destructieve macht. Een destructieve macht is niet uit God. Maar het is wel een macht! Hebt U ooit gemerkt dat genoemde mensen U liefhebben? Christus gaf zijn leven voor U.
De weg tot God is open, doordat Hij het is, die voor ons wil pleiten bij Zijn en onze Vader. God zelf wil U persoonlijk wijsheid geven zonder tussenkomst van enig ander mens. Wie dat van Hem gelooft zal Zijn hulp ervaren. Dat geloof kan alleen het evangelie U leren. Het is mij een behoefte, bij het scheiden onzer wegen, als mijn diepste verlangen uit te spreken, dat ten bate van Uw gezin, ten bate van Uw volk, maar allereerst ten bate van U zelf, onze Vader Uw hart heenleide naar onzen Heer Jezus, die U alles wil geven wat u nodig hebt.
Majesteit, breng, in Christelijk geloof, het offer voor Uw volk niet ten halve maar geheel!''
Vrijmoedigheid
Wat allereerst opvalt, is de christelijke vrijmoedigheid waarmee Gerbrandy schrijft. Natuurlijk, de toon is respectvol tegenover persoon en ambt van Juliana, maar inhoudelijk laat hij er geen enkel misverstand over bestaan dat de persoon van een staatshoofd niet boven Gods Wet staat. Wat treft is het openlijke vermaan, zoals dat in de christelijke gemeente in vrijheid en vrijmoedigheid geoorloofd is tot heil van de zondaar en tot opbouw.
Vervolgens valt op, en ik vind dat weldadig, dat Gerbrandy aan Juliana Christus voor ogen stelt. Christus is onze toegang tot God en het is alleen in die weg dat een mens wijsheid verkrijgt en dus niet via de bemiddeling van een gebedsgenezeres. Mensen die beweren dat via Greet Hofmans contact met God kan worden gelegd - zo ver was Juliana kennelijk al heen! - zijn leugenaars. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar zijn uitroep 'Maar dat is niet waar' komt natuurlijk op hetzelfde neer.
Pastoraal
Ten slotte verdient aandacht de pastorale invalshoek die Gerbrandy kiest om Juliana, die misschien niet meer ontvankelijk was voor de meest principiële bezwaren, met haar neus op de haar omringende werkelijkheid te drukken. Dat was een werkelijkheid van liefdeloosheid. Juliana had het domein van de slang, van de destructie bereikt. En hij probeert haar dat duidelijk te maken door erop te wijzen dat met Hofmans alle harmonie in haar leven is bedreigd en verbroken. Hier horen we een echo van het woord van Paulus in Romeinen 13:10 'De liefde berokkent uw naaste geen kwaad'.
Het is niet 'met bitterheid des geestes', maar daarentegen met een diep christelijk en politiek respect dat ik voor deze ontroerende brief aandacht vraag.
Eimert van Middelkoop is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en schrijft op deze plaats maandelijks een column
Reacties op 'Een ontroerende brief'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.