Politici weten het niet meer

zaterdag 02 juli 2005 09:29

 

Onzekerheid over het eigen functioneren kan verlammen, maar ook de creativiteit prikkelen. Dat laatste lijkt van toepassing op onze volksvertegenwoordigers. Bij hen heeft het virus van de vernieuwing krachtig toegeslagen. En alles onder het motto dat de kloof tussen politiek en burger verkleind moet worden.

Het meest opvallend was natuurlijk de sympathie die menig politicus plotsklaps bleek te hebben voor het instrument van het referendum, na 'het feest van de democratie' op 1 juni, de dag van het raadplegend referendum over de zogenaamde Europese grondwet. Het volk had gesproken en de politici bogen deemoedig het hoofd.

Daar lijkt het niet bij te blijven. De Tweede Kamer overweegt eerstdaags het burgerinitiatief in te voeren. Wanneer een actiegroep over 15.000 handtekeningen beschikt, heeft deze het recht een politiek voorstel op de agenda van de Tweede Kamer te plaatsen.

GroenLinks stelde onlangs voor een Conventie over bestuurlijke vernieuwing te organiseren. Onder leiding van minister Pechtold moeten parlementariërs en raads- en statenleden 'de bestuurlijke vernieuwing op een alternatieve manier ter hand nemen'. Diezelfde minister stelde onlangs voor een groep van 160 burgers (een burgerkamer) te vragen een nieuw kiesstelsel te ontwerpen. De PvdA wil wijkbewoners zeggenschap geven over minimaal vijf procent van het politiebudget. Die partij heeft ook sympathie voor het voorstel politici en ambtenaren te laten vergezellen door 'burgerbuddy's', die hun wel eens zullen laten weten wat er nu echt in de samenleving speelt.

Golf

Ongetwijfeld heb ik nog iets gemist, maar deze opsomming moet voldoende zijn om aan te tonen dat waar de politici het niet meer weten, het woord nu is aan de burger. Ons land staat kennelijk aan de vooravond van een nieuwe democratiseringsgolf.

De eerste democratiseringsgolf begon in de opstandige jaren zestig van de vorige eeuw. Progressieve en activistische burgers bonden de strijd aan met een regenteske bestuurscultuur. Het duurde soms jaren, maar het resultaat mocht er zijn. Universiteiten en middelbare scholen werden verrijkt met medezeggenschapsorganen, het bedrijfsleven met ondernemingsraden en in de zorg kwamen patiënten- of cliëntenraden. De wereld van de ruimtelijke ordening organiseerde inspraakrechten voor burgers, die daarnaast het recht kregen zich via bezwaarschriften te verzetten tegen bestuursbesluiten. Later verscheen de figuur van de ombudsman en raakte men vertrouwd met het beginsel van de openbaarheid van bestuur.

Een en ander ging soms met strijd gepaard, maar toen het stof was gaan liggen, waren de meeste burgers en bestuurders niet echt ontevreden. De mondige burger had zich een versterkte plaats in het politieke systeem en op het maatschappelijk middenveld verworven, die substantieel verder ging dan de vierjaarlijkse gang naar de stembus.

Ligt de recente oprisping van burgerinitiatieven nu in het verlengde van deze democratiseringsgolf? Het heeft er de schijn van, maar dat is toch gezichtsbedrog. Anders dan destijds is er nu niet of nauwelijks sprake van groepen vastbesloten en geëngageerde burgers, die met duidelijke belangen om extra invloed vragen. Ook komen we minder halsstarrige regenten meer tegen die gevestigde posities verdedigen.

Het omgekeerde lijkt het geval. Het gaat nu niet om burgers die hun mondigheid erkend willen zien, maar veeleer om burgers die het vertrouwen in de politiek hebben verloren. De ambitie binnen politiek en bestuur een geëngageerde vinger in de pap te hebben ontbreekt dan ook. Onlustgevoelens en apathie hebben de overhand.

Ambt

Zeker zo bedenkelijk, zo niet erger, is dat politici en bestuurders steeds meer uitstralen het zelf ook niet meer te weten. Alle recente vernieuwingsvoorstellen zijn vooral een uiting van verlegenheid van politici met de eigen zaak en van gebrek aan programmatische overtuiging. Het systeem is vermoeid: progressief en neoliberaal zijn geen wervende etiketten meer en ook het Europese vergezicht is in de mist verdwenen. De elite weet het niet meer en de verwende burger heeft het wel gezien. Dit mag men best een crisisverschijnsel noemen en een voedingsbodem voor vormen van sterk leiderschap.

Het heeft niet zoveel zin de burger als de kwaaie pier aan te wijzen. Die is best tevreden over het eigen leven, zijn relaties en zijn woonomgeving; het onbehagen betreft 'de samenleving' en 'de politiek'. Er zit dan ook weinig anders op dan dat politici zich bezinnen op het eigen functioneren en opnieuw de hun toevertrouwde politieke verantwoordelijkheden definiëren.

Dat doet men dus niet als men belangrijke politieke beslissingen via bijvoorbeeld referenda in handen legt van burgers, die nooit aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun stemgedrag. Politici kan men na vier jaar naar huis sturen, bij burgers ligt dat toch wat lastiger.

De Fortuyn-revolte van 2002 was geen aanval op onze representatieve democratie. Het was een uitbarsting van onvrede over de manier waarop politici zich hadden afgesloten van reële maatschappelijke problemen, van de wachtlijsten in de zorg en het verslonsde onderwijs tot het gevoelige integratievraagstuk. Hoe extravagant Fortuyn ook was, hij deed wat een politicus moet doen: een richting aanwijzen, tegenwind trotseren, burgers serieus nemen en openlijk de strijd aangaan met critici.

Politici moeten leiding willen geven met een overtuiging omtrent de inhoud en betekenis van het algemeen belang. En vervolgens bereid zijn zich te verantwoorden tegenover de burger voor het resultaat van hun complexe wetgevende en controlerende werkzaamheden. Dat is iets anders dan de eigen verantwoordelijkheid met wat democratisch sentiment in handen te leggen van de burger.

 

Eimert van Middelkoop is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en schrijft op deze plaats maandelijks een column.

Bron: Nederlands Dagblad

« Terug

Reacties op 'Politici weten het niet meer'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.