4 mei en onze vrijheid
Volgende week is het weer 4 mei. Rond acht uur 's avonds staat het land een moment stil ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en latere militaire operaties. Het is een sober ritueel, maar ik zou het niet willen missen. Het bepaalt ons niet alleen bij het leed van destijds, maar ook bij de waarde der dingen in het heden. Vrijheid is niet vanzelfsprekend.
Om onze gedachten in enigszins verstandige banen te leiden is er een Nationaal Comité, dat elk jaar het herdenken en vieren aan een thema koppelt. Dit jaar is dat 'Vrijheid is kiezen én delen'. In de brochure waarin dat werd aangekondigd, trof ik een uitspraak aan die normaliter weinig tegenspraak oproept, maar op dit moment toch enige reflectie verdient. Een 79-jarige vrouw uit het verzet poneerde: 'Vrijheid betekent voor mij dat je kan zeggen wat je wilt'.
Nemen we deze uitspraak als bedoeld, namelijk als een politieke geloofsbelijdenis tegen het onderdrukkende regime van het nationaal-socialisme en, breder, tegen elke overheid die meningen knevelt, dan past slechts bijval.
Nu zal een burger in ons land van de overheid weinig last hebben bij het onbekommerd uiten van zijn mening. Voor zover de meningsvrijheid onder druk staat, komt dat eerder door de druk van de publieke opinie. Daar is niets op tegen als het gaat om woord en wederwoord, spraak en tegenspraak.
Een bekende liberale zegswijze luidt dat uit de botsing van opinies de waarheid ontspruit. Ik vrees dat in deze optimistische zienswijze te weinig rekenschap wordt gegeven van het feit dat deze botsing vaak ook de leugen vrij spel geeft.
Het waarheidselement in deze liberale wijsheid is natuurlijk dat het een goede zaak is wanneer er vrijheid is om meningen te toetsen, te bekritiseren of te verwerpen. Vrijheid betekent dus ook dat je maar niet alles ongestraft kunt zeggen.
Spoeddebat
Dat laatste zullen de islamitische boekverkopers van het inmiddels beruchte geschrift De weg van de moslim wel doorhebben. De journalistieke en politieke goegemeente struikelde over elkaars benen om dit kwetsende geschrift te hekelen. En natuurlijk terecht.
Dat rechtvaardigt echter nog niet elke heftigheid van reageren. Het getuigt toch van weinig politiek zelfvertrouwen dat een enkel geschrift, met zedenlessen die tot het gemeengoed horen van de orthodoxe islam, ertoe kan leiden dat voorstellen worden gedaan om zowel de vrijheid van godsdienst en eredienst te beperken als de vrijheid van meningsuiting, het strafrecht aan te scherpen, en dat een weer eens nerveuze Tweede Kamer er een spoeddebat aan meende te moeten wijden. Alsof de vijand aan de poort stond.
Vrijheid betekent ook dat je niet al te snel maatschappelijke en morele botsingen tracht te beslechten door de meest fundamentele principes van onze rechtsstaat ter discussie te stellen.
Taboe
De druk van de publieke opinie kan zo sterk worden dat op bepaalde meningen een taboe komt te liggen. Als dat het resultaat is van de commotie over genoemd boek, dan heb ik daar vrede mee. Maar een taboe kan ook riskant zijn.
Zo werd aan de vooravond van de Tweede Kamerverkiezingen in 1994 door de linkse partijen voorgesteld het thema van de integratie van culturele minderheden en alles wat daarmee samenhing, buiten de campagne te houden. Dat was, in het polemisch jargon van de laatste jaren, een poging van de 'linkse kerk' om kritiek van de andere zijde van het politieke spectrum te 'demoniseren'. Die poging slaagde, tot later Fortuyn de daardoor ontstane druk van de maatschappelijke ketel haalde. De ongekend heftige wijze waarop dat gebeurde, toont perfect aan hoe riskant het knevelen van opinies kan zijn.
Religie
Het kostbare goed van de vrije mening blijft tot waakzaamheid verplichten. Wie de linkse en rechtse, de multiculturele en conservatieve polemisten enigszins volgt, merkt dat op subtiele wijze nu religieus gekwalificeerde meningen zonder veel onderscheid onder de kritiek worden gesteld of gemarginaliseerd.
Zo herinnerde PvdA-voorman Wouter Bos onlangs aan de traditie van religiekritiek binnen de sociaal-democratie. Misschien bedoelde hij het niet zo kwaad, maar het is goed eraan te herinneren dat die religiekritiek haar wortels heeft in de beruchte uitspraak van Karl Marx, dat de godsdienst opium van het volk is.
Aan liberale zijde maken sommigen het een stuk bonter. VVD-intellectueel Paul Cliteur roept al jaren dat de vrijheid van godsdienst als zelfstandig recht dient te verdwijnen. Die vrijheid beschermt immers niet meer dan een bijzonder soort meningen. Acht men die beschermwaardig, dan is het voldoende daarop het beschermingsregime van de vrijheid van meningsuiting van toepassing te verklaren.
In Liberaal Réveil, een tijdschrift van de VVD, kon men enkele jaren geleden lezen dat godsdienst een ervaringsdimensie is, vergelijkbaar met psychedelische voorstellingen. Als dus de godsdienst grondwettelijk beschermwaardig moet zijn, dan ook het gebruik van drugs!
Spelbederf
Nu kan men dit soort bizarre redeneringen bestrijden op filosofische, historische of politieke gronden. Aan de vooravond van 4 mei lijkt het me voldoende deze liberalen in overweging te geven eens na te denken over de vraag, of 'zij die vielen' hun leven gaven voor de abstractie van het vrije woord of voor een sterke en concrete politieke overtuiging, zoals de zeer onliberale communisten, of voor de christelijke kernnotie dat men in spreken, doen en laten God meer gehoorzaam moet zijn dan de mensen.
Deze oefening in intellectuele bescheidenheid kan nog een ander positief gevolg hebben. We mogen dan het vrije woord terug hebben gekregen, maar het gebruik ervan is in toenemende mate onderhevig aan verruwing. Sommige publicisten overwegen zelfs de pen neer te leggen, omdat ze zich bedreigd voelen. Zou dat ook niet hiermee te maken kunnen hebben dat het terugbrengen van elke mening tot niet meer dan een hoogst persoonlijke, subjectieve en willekeurige leidt tot intellectueel spelbederf, waarbij het niet meer uitmaakt of men de man of de bal speelt?
Het vrije woord is een kwetsbaar goed. Een goede omgang daarmee verplicht tot de inachtneming van zekere spelregels. Daartoe behoren het respect voor de persoon als drager van meningen, het bedwingen van de neiging een debat te beslechten met schelden en schimpen en het verantwoordelijkheidsbesef dat reële verschillen van mening niemand ontslaan van de plicht te streven naar vormen van vreedzaam samenleven.
Eimert van Middelkoop is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie en schrijft op deze plaats maandelijks een column.
Bron: Nederlands Dagblad
Reacties op '4 mei en onze vrijheid'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.