Spijker: Geloof en publieke domein zijn onafscheidelijk
Volgens Herman Philipse (NRC, dinsdag 29 juli jl.) mogen politici hun geloofsovertuiging niet meenemen naar de publieke sfeer. Hij begrijpt echter niet dat gelovigen hun diepste overtuiging nu eenmaal niet thuis kunnen laten. Door toch het onmogelijke van gelovigen te vragen, wil Philipse een deel van de burgers van het politieke debat uitsluiten. Zo wordt geen recht gedaan aan het wezen van democratie, namelijk het garanderen van ruimte voor diversiteit en het stem geven aan verschillende overtuigingen. Politiek en democratie zijn er niet mee gediend als alleen bekende argumenten en standpunten naar voren gebracht mogen worden. Integendeel, dat zou een dictatuur van de meerderheid betekenen.
Kunnen mensen hun levensbeschouwing thuis achterlaten als ze de publieke arena betreden? Is het mogelijk dat zij hun meest basale en richtinggevende opvattingen omtrent leven, mens en wereld tussen haakjes zet als hij in gesprek gaat met anderen? Volgens Philipse wel, althans, ze zouden het moeten. Politici moeten discussiëren middels argumenten die voor eenieder toegankelijk zijn. Hoezeer mensen ook door een godsdienst of levensovertuiging bewogen worden, in de publieke sfeer moeten ze erover zwijgen.
Een dergelijke beperking tot public reason legt echter een onmogelijke beperking op aan een minderheidsgroep onder democratische politici. Waarom mag een politicus niet naar voren brengen wat hem of haar werkelijk beweegt? Wat is er mis mee om alle soorten argumenten een plek te geven in het publieke debat? Of het slim is alleen met bijbelteksten aan te komen is natuurlijk een tweede. Maar zoals André Rouvoet aangaf in het NRC-interview van afgelopen zaterdag over het citeren van Psalm 139 in een kamerdebat, bleken zijn collega’s het juist zeer te waarderen dat hij iets van zijn diepste motieven liet zien en zijn kaarten op tafel had gelegd. Openheid over onze zinbronnen is een belangrijk onderdeel van het democratische debat omdat we dan weten waar iemand uiteindelijk voor staat.
De ChristenUnie staat in een traditie waarin men bijbelse waarden en normen probeert te vertalen naar de actuele maatschappelijke context. De bijbel is geen zweverig esoterisch boek, maar bevat universele noties over mens en samenleving en bepaalt het leven en denken van degenen die er naar willen luisteren. Waarom zou je mensen het zwijgen willen opleggen als zij inzichten willen delen van de christelijke (of een andere geloofs)traditie? De westerse (ideeën)geschiedenis heeft juist laten zien dat er vanuit christelijk politiek denken positieve bijdragen zijn geleverd aan de ontwikkeling van onze democratische rechtsstaat. Philipse’s eigen liberalisme zou het anders zonder een John Locke hebben moeten stellen, de Britse politicus William Wilberforce zou in zijn politieke strijd tegen slavernij gemuilkorfd zijn, en Martin Luther King had nooit kunnen spreken over gelijke burgerrechten zoals hij heeft gedaan.
Niet alleen gelovigen kunnen hun geloof onmogelijk afleggen in het publieke debat, zelfs ongelovigen kunnen dat niet. Philipse is daar een voorbeeld van. Ook hij neemt zijn vooronderstellingen en wereldbeeld mee het publieke debat in. Ook een liberaal als hij heeft een wereldbeschouwing met bovenrationele uitgangspunten, dat wil zeggen aannames die het verstand uiteindelijk te boven gaan. De auteur heeft zijn eigen credo naar voren gebracht in zijn Atheïstisch Manifest. Vanuit zijn atheïstisch sciëntisme beoordeelt hij andere wereldbeschouwingen - wat zijn goed recht is. De wetenschap laat volgens Philipse zien dat een door de wetenschap geïnspireerde wereldbeschouwing de beste is. En wel omdat die wetenschappelijk is.
Duidelijk blijkt uit deze cirkelredenering dat ook Philipse zijn uitgangspunten heeft van waaruit hij stelling inneemt in het publieke debat. Net als Rouvoet heeft ook hij bepaalde zinbronnen, bepaalde waarden en normen. De cruciale vraag is dan: waarom moet een gelovige wel het voor hem meest vitale achterlaten als hij het publieke domein binnentreedt en een liberaal niet?
Philipse en Rouvoet hebben beiden bovenrationale uitgangspunten. Maar waar de laatste ruiterlijk toegeeft dat hij vanuit een geloofsuitgangspunt redeneert, daar moffelt Philipse dat spijtig genoeg onder het tafelkleed. De vanzelfsprekendheid waarmee hij zich het recht toeeigent om te mogen definiëren wat redelijke en objectieve argumenten zijn, komt vermoedelijk voort uit het feit dat Philipse tot de seculiere meerderheid behoort, niet uit het feit dat hij zonder die uitgangspunten leeft.
Eigen aan de democratie is dat verschillen niet geneutraliseerd worden, maar geëxpliciteerd. Voor een meerderheid is het altijd lastig – leert de geschiedenis – om te accepteren en tolereren dat er minderheden zijn die anders denken en handelen. Maar in een hoogwaardige democratie is men bereid te luisteren naar anderen, juist ook als zinbronnen van elkaar verschillen.
Democratie biedt ruimte aan een veelheid aan opvattingen en geeft niet alleen ruimte aan de dominante invulling van redelijkheid. We doen het wezen van de democratie geweld aan als alleen argumenten en standpunten het debat mogen worden ingebracht die moreel acceptabel zijn voor de meerderheid. Al is het misschien lastig om elkaar als atheïsten, agnosten, christenen en andere gelovigen altijd serieus te nemen, in het belang van een open samenleving en een vitale democratie kunnen we maar beter ons best doen.
Mr.drs. Geert Jan Spijker is medewerker van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie.
Bron: NRC Next, 6 augustus 2008.
Reacties op 'Spijker: Geloof en publieke domein zijn onafscheidelijk'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.